Prediking 15 September

Prediking 15 september 2019

Prediking 8 September

Prediking 8 september 2019

Prediking 25 augustus

Prediking 25 augustus 2019

Prediking 18 Augustus

Prediking 18 augustus 2019

Rechters 13:1-5, 16:25-31

  1. Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. Daarom leverde de HEER hen veertig jaar lang over aan de Filistijnen.
  2. In die tijd leefde er in de omgeving van Sora een zekere Manoach, die tot de stam Dan behoorde. Zijn vrouw was onvruchtbaar en had nooit kinderen gekregen.
  3. Op een dag verscheen bij haar een engel van de HEER. ‘Tot nu toe was u onvruchtbaar en hebt u geen kinderen gekregen,’ zei hij. ‘Maar nu zult u zwanger worden en een zoon baren.
  4. Onthoud u daarom van wijn en andere drank en eet geen voedsel dat onrein is.
  5. U zult zwanger worden en een zoon krijgen. Zijn haar mag nooit door een scheermes worden aangeraakt, want hij zal al vanaf de moederschoot als nazireeër aan God gewijd zijn. Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de greep van de Filistijnen.’
  6. Ze waren in een steeds vrolijker stemming geraakt, en ten slotte had iemand voorgesteld: ‘Laten we Simson erbij halen, dan kunnen we lachen.’ Simson werd uit de gevangenis gehaald en moest om de feestgangers te vermaken tussen de zuilen van de tempel gaan staan.
  7. Hij vroeg aan de jongen die hem geleidde: ‘Zet me zo neer dat ik de zuilen kan aanraken waarop de tempel rust, dan kan ik daartegen steunen.’
  8. De tempel was vol mensen, onder wie de Filistijnse stadsvorsten, en er waren ook nog zo’n drieduizend mannen en vrouwen op het dak geklommen om naar Simson te kijken en hem uit te jouwen.
  9. Maar Simson riep de HEER om hulp en bad: ‘HEER, mijn God, denk toch aan mij! Geef me alstublieft nog eenmaal genoeg kracht, zodat ik me voor minstens één van mijn beide ogen op de Filistijnen kan wreken.’
  10. Voorzichtig betastte hij de twee middelste steunpilaren van de tempel, zette zich met beide handen schrap
  11. en riep uit: ‘Mijn dood zal de dood zijn van de Filistijnen!’ Toen duwde hij uit alle macht. De tempel stortte in en alle aanwezigen, ook de stadsvorsten, werden bedolven. Zo maakte Simson bij zijn dood meer slachtoffers dan tijdens zijn hele leven.
  12. Zijn verwanten, zijn hele familie van vaderskant, kwamen naar Gaza om zijn lichaam op te halen. Ze namen het mee en begroeven het tussen Sora en Estaol, in het graf van zijn vader Manoach. Twintig jaar lang had hij Israël geleid.

Prediking 11 Augustus

Prediking 11 augustus 2019

Prediking 4 Augustus

Prediking 4 augustus 2019

Rechters 6:6-14, 7:1-7 (NBV)

Rechters 6:1-14

  1. Door toedoen van Midjan verviel Israël tot bittere armoede, en het volk riep de HEER te hulp.
  2. Toen de Israëlieten de HEER tegen de Midjanieten te hulp riepen,
  3. stuurde hij een profeet, die hun zei: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik ben het die jullie uit Egypte heeft geleid, ik heb jullie verlost uit de slavernij.
  4. Ik heb jullie bevrijd uit de greep van de Egyptenaren en van de volken die jullie hier bedreigden; die heb ik voor jullie weggejaagd en ik heb jullie hun land gegeven.
  5. En ik heb jullie gezegd: Ook al wonen jullie nu in het land van de Amorieten, hun goden mogen jullie niet vereren want ik, de HEER, ben jullie God. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat ik zei.’
  6. Toen kwam er een engel van de HEER. Hij nam plaats onder de Terebint bij Ofra, op het land van Joas, een afstammeling van Abiezer. Joas’ zoon Gideon was juist bezig tarwe te dorsen. Om te zorgen dat de Midjanieten de tarwe niet zouden zien, deed hij dat in de wijnpers.
  7. De engel van de HEER vertoonde zich aan hem en zei: ‘De HEER zij met je, dappere krijgsman.’
  8. ‘Mag ik u vragen,’ antwoordde Gideon, ‘als de Heer ons werkelijk bijstaat, waarom overkomt dit ons dan allemaal? Waar blijft Hij dan met Zijn wonderbaarlijke daden, waarover onze voorouders hebben verteld? Uit Egypte heeft Hij ze geleid, zeiden ze toch? Nu trekt Hij zich in elk geval niets van ons aan en zijn we overgeleverd aan de Midjanieten!’
  9. Toen wendde de HEER zich tot Gideon en zei: ‘Toon je moed en bevrijd Israël, dat is mijn opdracht.’

Rechters 7:1-7

  1. De volgende morgen vroeg sloeg Jerubbaal, Gideon dus, met zijn troepen zijn kamp op bij de Charodbron. De Midjanieten lagen iets noordelijker, in de vallei aan de voet van de More.
  2. Toen zei de HEER tegen Gideon: ‘Het leger dat je bij je hebt is te groot. Ik lever de Midjanieten niet aan jullie uit, want ik wil niet dat Israël zich erop beroemt dat het zich op eigen kracht heeft bevrijd.
  3. Maak daarom bekend dat iedereen die bang is, kan vertrekken en via het bergland van Gilead terug naar huis kan gaan.’ Daarop vertrokken tweeëntwintigduizend man; tienduizend bleven er over.
  4. Maar de HEER zei tegen Gideon: ‘Het leger is nog steeds te groot. Laat je manschappen naar het water gaan, daar zal ik voor jou een keus uit hen maken. Ik zal je zeggen wie er met je mee moeten gaan en wie niet.’
  5. Gideon liet de mannen naar het water gaan, en de HEER zei tegen hem: ‘Degenen die het water met hun tong oplikken, zoals honden doen, die moet je apart zetten van degenen die knielen om te drinken.’
  6. Driehonderd man likten het water op met hun tong, de overigen knielden om te drinken.
  7. ‘Met die driehonderd man die het water met hun tong oplikten , zal Ik jullie bevrijden,’ zei de Heer tegen Gideon. ‘Door hun toedoen zal Ik Midjan aan je uitleveren. De rest van het leger kan naar huis terugkeren.’

Prediking 28 Juli

Prediking 28 Juli 2019

Prediking 21 Juli

Prediking 21 Juli 2019

Prediking 14 Juli

Prediking 14 Juli 2019

Rechters 2:1-5 (NBV)

1. Er kwam een engel van de HEER uit Gilgal naar Bochim. Daar zei hij: ‘Ik heb jullie uit Egypte geleid naar het land dat ik jullie voorouders onder ede had beloofd. Ik heb gezegd dat ik mijn verbond met jullie nooit zou verbreken. 2. Maar jullie mochten geen verdragen sluiten met de inwoners van dit land en hun altaren moesten jullie afbreken. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat ik heb gezegd. Hoe hebben jullie dat kunnen doen? 3. Daarom heb ik besloten dat ik de inwoners van dit land niet voor jullie zal verdrijven. Zij zullen jullie in hun netten verstrikken en hun goden zullen jullie ondergang worden.’ 4. Toen de engel van de HEER deze woorden tot de Israëlieten had gesproken, barstte het volk in gejammer uit. 5. Ze noemden die plaats Bochim en brachten er offers aan de HEER.